Brouwn + Mulder = Het Gebouw

Wie op 24 juni (2006) Parkwijk ingaat voor informatie over de Dag van de Architectuur, wordt verrast door een eenvoudig, smetteloos gebouwtje dat zich niets aantrekt van modes, stijlen, doelgroepen en lifestyles. Kunstenaar Stanley Brouwn en architect Bertus Mulder hebben hier architectuurgeschiedenis geschreven.

 

Catja Edens

Het begon in 2004 toen de organisatie van Beyond (het kunstenplan voor Leidsche Rijn) Brouwn benaderde om een idee te ontwikkelen voor één van de zogenaamde ‘kunstenaarshuizen’. Deze ‘huizen’ verrijzen op verschillende plekken in Leidsche Rijn om te reageren op de verstedelijking in dit nieuwe stadsdeel.

Brouwn werd hiervoor geselecteerd omdat hij zich al sinds de jaren zestig bezighoudt met de relatie tussen mens en ruimte. Dit resulteerde onder meer in een subjectief maatsysteem dat hij in al zijn werken gebruikt. De maten daarvan zijn gebaseerd op zijn eigen lichaam met bijvoorbeeld de Stanley Brouwn-voet die gelijk staat aan 26 centimeter. Ook het ‘kunstenaarshuis’ dat Brouwn voor Leidsche Rijn bedacht, is volledig volgens dit maatsysteem opgezet. In lijntekeningen en een maquette presenteerde hij een helder concept met twee langwerpige volumes die kruislings op elkaar zijn geplaatst.

Beyond besloot daarop Bertus Mulder uit te nodigen om samen met Brouwn een team te vormen. Als conceptuele kunstenaar leverde Brouwn het idee, als architect kon Mulder dit uitwerken tot een reëel gebouw. Mulder is bij velen bekend als de expert die de het Rietveld Schröderhuis voorbeeldig restaureerde. Hij voelt zich sterk verwant met de ideologie en werkwijze van de vroege modernisten en zijn werk kenmerkt zich door precisie, helderheid en slimme oplossingen. De combinatie van Brouwn en Mulder is gebaseerd op hun complementaire vaardigheden en een ideologische verwantschap. Vanaf het begin was er een heldere rolverdeling die zich kenmerkte door wederzijds respect.

STANLEY BROUWN-VOET
In eerste instantie was nog niet duidelijk wie de opdrachtgever voor het gebouw zou worden, welke functies het zou krijgen en waar het zou komen te staan. Al snel kwam Beyond echter tot de conclusie dat zij het gebouw uitstekend als expositieruimte zou kunnen gebruiken en daarom zelf als opdrachtgever op zou treden. Dit betekende overigens wel dat dit ‘kunstenaarshuis’ al in september 2005, ter gelegenheid van de eerste tentoonstelling van de manifestatie Pursuit of Happiness, operationeel moest zijn.

Voor de locatie had Beyond haar oog laten vallen op een strook tussen de Hogeweide en Parkwijk. Omdat een definitief bestemmingsplan voor dit gebied pas over vijf jaar zou worden opgesteld was het beschikbaar voor tijdelijke architectuur. Het ‘kunstenaarshuis’ van Brouwn en Mulder moest daarom demontabel worden. We schrijven december 2004 en er waren nog negen maanden om het eerste ontwerp uit te werken tot een concreet, demontabel gebouw.

De basis voor de maatvoering van het eerste ontwerp waren vierkanten van 12 bij 12 Stanley Brouwn-voet, zeven voor de lange kanten van beide volumes en een voor de korte kanten. Mulder stelde voor deze te vergroten naar 15 bij 15 SB-voet zodat het gebouw ruimer werd en beter geschikt als expositieruimte. Een stalen skelet op een betonnen fundering zou het gebouw met zijn overkragingen van ruim 11 meter kunnen dragen. Daarbij werden de twee vleugels van de verdieping onder een lichte hoek geplaatst ten opzichte van de centrale basis. Zo konden ze door toedoen van hun eigen gewicht nog enkele centimeters zakken om het door Brouwn beoogde beeld van de twee op elkaar geplaatste volumes te vervolmaken.

Voor de gladde naadloze huid uit het eerste ontwerp van Brouwn was geen passende, demontabele oplossing te vinden. Daarom stelde Mulder trespa panelen voor die met behulp van een onzichtbare draagconstructie konden worden bevestigd. De keuze voor deze panelen van 5 bij 5 SB-voet is van grote betekenis gebleken voor de uitstraling van het gebouw. Er ontstond een geraffineerd, samengesteld beeld waarvan de grote kwaliteit schuilt in de ongekende precisie waarmee de gevel is geconstrueerd. De belijning van het hele gebouw is loepzuiver en alle naden lopen kaarsrecht zelfs op de plek waar de twee volumes elkaar kruisen. Op vier plaatsen wordt de huid van trespa panelen onderbroken door raampartijen van 15 bij 15 SB-voet. Ook daar wordt het stramien consequent doorgezet door middel van glazen panelen in grijs geschilderd stalen frame.

Zo werd het hele gebouw in een zichtbaar stramien van 5 bij 5 SB-voet (130 bij 130 centimeter) gevat. Om dit beeld zo zuiver mogelijk te houden heeft Mulder de installaties en afwatering vrijwel volledig intern opgelost. Het hemelwater loopt via een brede, platte pijp achter de gevel via het dak naar de afvoeren. De klimaatinstallatie bestaat uit een grote, platte ventilator die onzichtbaar op het dak geplaatst, de lucht van binnen aanzuigt. De toevoer van verse lucht wordt geregeld met eenvoudige luikjes op de vier kopse kanten van het gebouw.

Aan de binnenzijde zijn de wanden egaal. Een bekleding met panelen zoals buiten zou te beeldbepalend voor een tentoonstellingsruimte. Alle noodzakelijke en verplichte voorzieningen, zoals stopcontacten, brandmelders, ontruimingsinstallatie en doorvalbeveiliging werden op basis van intensief overleg met Brouwn geplaatst. Een gelukkige omstandigheid was het feit dat de grootste afstand tot de buitendeur onder de dertig meter bleef zodat er geen nooduitgang hoefde te worden opgenomen. Wel moest de centraal gelegen trap geschikt zijn voor de installatie van een traplift voor gehandicapten. Daarom moest hier in plaats van een smalle steektrap een relatief zware trappartij worden geplaatst. Desondanks is het resultaat een ruime, functionele ruimte met veel daglicht.
Mulder en Brouwn slaagden erin om hun gebouw op 4 september 2005 klaar te hebben. Nu staat het er even vanzelfsprekend alsof het er altijd heeft gestaan en het zal zijn plek tot tenminste 2009 behouden.

CONCREET
Bijzonder aan Bertus Mulder is zijn directe band met de recente architectuurgeschiedenis. Hij werkte nog persoonlijk met Rietveld en studeerde aan de Hochschule für Gestaltung in Ulm. Daar was zijn belangrijkste inspirator de Zwitserse schilder, beeldhouwer, architect en publicist Max Bill die met zijn manifest Konkrete Gestaltung pleitte voor een architectuur die ontstaat uit haar eigen middelen en wetten. Dit manifest is afgeleid van Van Doesburgs manifest Art Concret en heeft veel overeenkomsten met de Nieuwe Beelding, het manifest van De Stijl.

Voor Mulder zijn dit niet zo maar wat interessante ideeën uit architectuurhistorische bronnen, maar echte uitgangspunten voor zijn dagelijkse ontwerppraktijk. Hij is ervan overtuigd dat externe zaken zoals sociale bewegingen, kunststromingen, mode, geldingsdrang of nostalgische verlangens de architectuur geen zinnige basis kunnen bieden. Architectuur moet over ruimte gaan en geen geabstraheerd streven zijn naar iets anders, zo stelt hij. Architectuur moet concreet zijn.

Op dit punt hebben Brouwn en Mulder elkaar gevonden. Brouwn die al jaren de relatie tussen mens en ruimte onderzoekt, concentreert zich eveneens op de pure beleving van ruimte. Dit is ook de reden waarom hij het metrieke stelsel afwijst: het heeft geen enkele relatie met de wijze waarop de mens de ruimte beleeft. Het SB maatsysteem, dat is gebaseerd op de maten van het menselijk lichaam, heeft dat wel. Het ontwerp voor dit ‘kunstenaarshuis’ is volledig gebaseerd op het maatsysteem van Stanley Brouwn. Mulder maakte het expliciet door de buitenkant van het gebouw met panelen te bekleden. Doordat hij er bovendien in slaagde alle detaillering zoals dakgoten, pijpen en randen weg te werken, verviel het onderscheid tussen wanden en dak en ontstond een alzijdig, ruimtelijk object.

Het resultaat van de gezamenlijke inspanning van Brouwn en Mulder is een eenvoudig, helder en vanzelfsprekend gebouw dat dan ook Het Gebouw wordt genoemd. Het komt niet tegemoet aan een bepaalde plek, een bepaald doel of een bepaalde smaak maar is volledig autonoom. Daarmee levert Het Gebouw een algemeen commentaar op ruimte en architectuur.